Luxe vakantiewoning in het Mediterrane gedeelte van Hongarije met privé zwembad                   Het Hongarije Nieuwsblad                  Luxe vakantiehuis in Zuid Hongarije met privé zwembad

zondag 12 december 2010

Hongaarse schrijvers - Mór Jókai

Mór Jókai (Komárom, 18 februari 1828 - Boedapest, 5 mei 1904) was een Hongaarse romanschrijver, "a nagy Magyar mesemondó" (de Grote Hongaarse sprookjesverteller), en lid van de MTA (de Hongaarse Academie van Wetenschappen).

Jeugd

Jókai werd in Komárom geboren als zoon van de advocaat József Jókay Ásvay en diens vrouw Mária Pulay, in een adellijk, intellectueel gezin. Zijn vader behoorde tot de verarmde adel. Pas nadat hij gedwongen was zijn grondbezit te verkopen, werd hij advocaat. Jókai was het vijfde kind van het gezin (maar twee van zijn oudere broers stierven als baby). Oorspronkelijk werd hij Móric ('Maurits') Jókay Ásvai genoemd. Hij staat dan ook als Móric in het geboorteregister geregistreerd.

Jókai liep school in Komárom en later in Presburg in het hervormd gymnasium, waar zijn ouders hem naartoe gestuurd hadden om Duits te leren. Nadien kwam hij op het hervormd college van Pápa terecht, waar hij zijn einddiploma behaalde. In de zelfstudiegroep werd hij bevriend met Petőfi. In die tijd verschenen zijn eerste novellen.

In Kecskemét studeerde hij rechten en in Pest bemachtigde hij een stageplaats als advocaat, maar in 1844, na het verschijnen van zijn eerste roman, A Hetköznapoknak a sikera után, keerde hij zijn juristencarrière de rug toe en wijdde hij zijn leven aan het schrijven. In 1846 werd hij lid van de vereniging „Tizek Társasága”. Aanvankelijk werd hij redacteur van het eigen tijdschrift van de vereniging, de „Pesti Füzetek”, maar nadat de krant verboden werd, ging hij als redacteur van het nieuwe tijdschrift „Életképek” aan de slag.

1848

Aan de revolutie en vrijheidsstrijd van 1848-49 nam hij actief deel, hij hielp bij het formuleren van de Twaalf Punten, hij ging in dienst bij de Nationale Garde, en publiceerde in de „Esti lapok” anti-Habsburgse columns. Hij ging bij het gezantschap van de Weense opstandelingen en als redacteur van het officiële blad begeleidde hij de vluchtende regering naar Debrecen. Op de avond van 15 maart 1848 bekeek hij in het Nationaal Theater de voorstelling „Bánk Bán”. Hier trad Róza Laborfalvi op in de rol van Koningin Gertrúd. Ze spelde een kokarde op de borst van Jókai. De ontmoeting resulteerde in een relatie en op 29 augustus trouwden ze. Het huwelijk wekte heel wat verontwaardiging, zowel in hun families als in hun vriendenkring (Jokai verbrak ook de vriendschap met Petőfi), omdat de toen al bekende en succesvolle actrice ouder was dan Jókai en ze een buitenechtelijk kind had.

Na de mislukking van de vrijheidsstrijd moest hij onderduiken en vluchtte hij naar Tardona. Deze periode schrijft hij neer in zijn „Egy bujdosó naplója” (Dagboek van een voortvluchtige). In 1849, gedeeltelijk door de tussenkomst van zijn vrouw, die voor hem een vrijgeleide regelde, kreeg hij genade en kon hij naar huis terugkeren..........

KLIK HIER om het hele artikel te lezen in de Wikipedia