Dat Pécs zich in 2010 ‘European Culture Capital’ zou noemen, leek generaties lang ondenkbaar. Gelegen aan de voet van het Mecsekgebergte stond Pécs vooral bekend om haar steenkolenmijnen, ijzergieterij en uranium. Ook vond er handel plaats en wel in hout en, de nog steeds florerende, wijnbouw. Aan de razendsnelle ontwikkeling, die de mijnbouw met zich meebracht, dankte de stad haar wereldberoemde fabrieken. Waaronder porseleinfabriek Zsolnay.
Met het onteigenen van de fabrieken door het Sovjetregime begon hun economische val. Het aantal werknemers bij Zsolnay daalde van destijds 2.000 tot 200 nu. (Een contract met IKEA om vanaf 2009 gedurende 7 jaar jaarlijks 5.000 ton aardewerk te vervaardigen, kwam niet tot stand.) De belangrijkste bron van bestaan voor Pécs werd de mijnbouw. Mede door de politieke ontwikkelingen moesten de mijnen sluiten.
Maar nieuwe industrieën, veelal gefinancierd met vreemd kapitaal, kwamen op. De belangrijkste werkgevers voor de plaatselijke bevolking zijn nu vooral: Pécs Beer co, het slachthuis Delhús, DDGAZ gas, DEDASZ krachtcentrale en tabaksindustrie BAT (Brittish-American Tobacco). Pécs behield haar reputatie, als belangrijkste handelsplaats van de regio, aan zijn wijn met momenteel een gunstig investeringsklimaat.......
KLIK HIER om het hele artikel te lezen !!!